1.2 Visie op de sector (Ketenaanpak Valpreventie)

Introductie Ketenaanpak Valpreventie

De Ketenaanpak Valpreventie is opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met ondersteuning van Veiligheid NL. Het doel van de aanpak is om valrisico bij ouderen op te sporen en om valletsel te verminderen, door effectieve interventies te ontwikkelen en kennis en expertise te verspreiden. De Ketenaanpak Valpreventie bestaat uit de onderstaande 4 stappen:

Stap 1: opsporen van valrisico

De valrisicotest is gebaseerd op de Wereldrichtlijn Valpreventie (2022) en maakt onderscheid tussen een laag, matig of een hoog valrisico.

  • Ouderen met een laag valrisico krijgen voorlichting over valpreventie en worden doorverwezen naar het reguliere sport- en beweegaanbod in het sociaal domein.

  • Ouderen met een matig valrisico krijgen voorlichting over valpreventie en worden doorverwezen naar een valpreventieve beweeginterventie in het sociaal domein.

  • Ouderen met een hoog valrisico worden door een zorgverlener gescreend om het valrisico verder in kaart te brengen (zie stap 2).

Stap 2: screenen van patiënten met een hoog valrisico

Als de valrisicotest aangeeft dat een oudere een hoog valrisico heeft, screent de huisarts of praktijkondersteuner huisarts hem of haar op aanwezige valrisicofactoren. De valanalyse is momenteel de enige erkende en beschikbare tool voor deze screening. Aan de hand van vragen en testen worden 13 valrisicofactoren in kaart gebracht, zoals medicatiebewaking, aanpak visusproblemen, aanpak voetproblemen en schoeisel, aanpassingen huis en omgeving, voedingsinterventie, educatieve interventies, psychologische interventies en medische behandeling van onderliggende ziektes.

Aan de hand van deze screening krijgt de betreffende oudere een advies op maat. Zo nodig wordt hij of zij doorverwezen naar beweeginterventies ten behoeve van valpreventie (de valrisicobeoordeling). Een advies op maat kan gaan over aanpassen van de medicatie, over verbeteren van het gezichtsvermogen of over aanpassingen doorvoeren in de woning na een advies van een ergotherapeut.

Stap 3: inzetten van de valpreventieve beweeginterventie (VBI)

Per 1 januari 2024 komen 65-plussers met een hoog valrisico én met onderliggende of bijkomende problemen in aanmerking voor een valpreventieve beweeginterventie onder begeleiding van een fysio- of oefentherapeut ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw), mits de noodzaak daartoe blijkt uit de valrisicobeoordeling die is uitgevoerd door de huisarts of praktijkondersteuner huisarts. Ouderen met een matig valrisico of met een hoog valrisico zonder onderliggende of bijkomende problemen kunnen een valpreventieve beweeginterventie onder begeleiding van een gecertificeerde aanbieder in het sociaal domein volgen. Er is voor die categorieën dus geen aanspraak vanuit de Zorgverzekeringswet.

Stap 4: actieve begeleiding en advies naar structureel beweegaanbod

Het is belangrijk dat ouderen een betere balans houden en dat hun spierkracht op peil blijft. Daarom is het goed om na de valpreventieve beweeginterventie door te gaan met de beweegoefeningen. Het is dus van belang dat zorgprofessionals de ouderen goed begeleiden naar een structureel vervolgaanbod om duurzame resultaten te behalen. Hiervoor is het noodzakelijk dat aanbieders van de beweeginterventies kennis hebben van en contact hebben met het lokale beweegaanbod.

Regionale samenwerking

De sleutel tot succes in de Ketenaanpak Valpreventie is die inbedden in een bredere preventie infrastructuur. Om dat te bereiken, moeten het zorgdomein en het sociaal domein nauw met elkaar samenwerken.

Waar mogelijk sluit CZ groep in 2025 aan bij de landelijke afspraken over regionale samenwerking. We willen de zorginkoop regionaal inrichten via een regiobeeld en regionale samenwerkingsafspraken. Het zorglandschap en de zorgvraag kunnen per regio sterk verschillen. Daarom is het zo belangrijk, dat we de zorg over de sectoren heen leveren, in samenhang met het sociaal domein. Een betere afstemming en een daadwerkelijke samenwerking binnen de regio moeten ertoe leiden, dat het zorg- en voorzieningenaanbod in de regio aansluit bij de (zorg)vraag van de inwoners. Dat de kwaliteit en de beschikbaarheid van de zorg zijn geborgd.

Deel deze pagina: