1.1 Trends en ontwikkelingen

In Nederland is de laatste jaren hard gewerkt om de uitkomsten van de geboortezorg te verbeteren. Een belangrijk verbeterpunt was de regionale samenwerking tussen de zorgprofessionals. Inmiddels is er veel gebeurd en zijn de meeste verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) goed met elkaar in overleg om de geboortezorg in de regio naadloos op elkaar aan te laten sluiten. De jaarcijfers van Perined over 2021 laten zien dat de cijfers van de perinatale sterfte ondanks corona gelijk zijn gebleven.

Aandacht voor sociaal-economische omstandigheden

Samenwerking in de keten blijft belangrijk om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Daarnaast zien we dat sociaal-economische omstandigheden een steeds grotere invloed hebben en dat de verbinding met het sociaal domein essentieel is. Hierbij is veel winst te behalen door meer aandacht voor preventie en de aanpak van lage gezondheidsvaardigheden, laaggeletterdheid, taalachterstanden, stress, armoede en een verslechterde leefstijl bij aanstaande ouders. Ook in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) komen deze thema’s veelvuldig terug.

Capaciteit

Een ander belangrijk thema is de capaciteit in de geboortezorg. Het College Perinatale Zorg (CPZ) heeft in oktober 2021 een oproep gedaan om inzicht te krijgen in de capaciteit van de (acute) verloskunde. Zij willen die via bovenregionale afstemming en coördinatie aanpakken. Inmiddels zijn alle ROAZ-regio’s gestart met de implementatie van een landelijk dekkend dashboard voor de geboortezorgcapaciteit. Naast de capaciteitsproblemen in de ziekenhuizen zien we ook een toenemende druk op het aanbod van kraamzorg.

Bekostiging

Ook de bekostiging van de geboortezorg is een belangrijk (maar gevoelig) thema. In 2022 heeft de NZa de beleidsregel Integrale bekostiging geboortezorg vanaf 1 januari 2023 vastgesteld. Daarmee is de periode waarin geëxperimenteerd werd met integrale bekostiging voorbij. Het is nu een reguliere mogelijkheid voor bekostiging geworden. CZ groep blijft een voorstander van integrale bekostiging in de geboortezorg. Het stimuleert de samenwerking en neemt de financiële barrières weg voor een verdergaande samenwerking in de geboortezorg. Uiteindelijk moet de kwaliteit van de zorg voor de zwangere en haar kindje altijd vooropstaan.

Digitalisering in de geboortezorg

Digitale gegevensuitwisseling in de geboortezorg blijkt een ingewikkeld vraagstuk te zijn. Toch is het belangrijk dat deze ontwikkeling doorgaat. Door digitale gegevensuitwisseling kunnen de zorgaanbieders die betrokken zijn bij de zorg voor een zwangere snel en veilig informatie met elkaar delen. Dit kan complicaties voorkomen en veel tijdwinst opleveren in de overdracht. CZ groep verwacht dat verregaande digitalisering ook leidt tot meer transparantie in het zorgproces. Dit belang wordt inmiddels ook landelijk gezien: het ministerie van VWS heeft een forse investering gedaan. Wij volgen nauwlettend de ontwikkelingen rond het VIPP-programma Babyconnect, dat ervoor zorgt dat de verschillende systemen met elkaar gekoppeld kunnen worden. We zien dat deze trajecten langer duren dan gehoopt. Sommige VSV’s maken hierin een andere keuze en zorgen voor eigen koppelingen. CZ groep gaat ervan uit dat alle zorgverleners binnen een VSV binnen enkele jaren digitaal gegevens kunnen uitwisselen en dat ook de zwangere haar eigen gegevens kan inzien en zo afgewogen keuzes kan maken in haar zorgtraject. Daar waar CZ groep deze ontwikkeling kan stimuleren, doen we dit zeker.

Voorkomen van zwaardere zorg en verantwoord verschuiven van zorg

De toenemende samenwerking binnen een VSV leidt tot meer inzicht in elkaars kwaliteiten. Wij denken dat hierdoor meer aandacht ontstaat voor specialisaties en regionaal maatwerk. Zorgverleners die bepaalde handelingen veelvuldig uitvoeren, zijn over het algemeen meer bedreven. In Nederland vindt ongeveer 30% van de bevallingen plaats onder de verantwoordelijkheid van eerstelijns verloskundigen. Dit percentage daalt de laatste jaren verder. Wij vinden – in tegenstelling tot deze trend – dat het percentage bevallingen dat voltooid wordt door de verloskundige juist moet stijgen. Daarnaast zijn er in sommige regio’s grote tekorten aan gespecialiseerde verpleegkundigen. Wat ons betreft vraagt dit om een verdere specialisatie van verloskundigen, zodat de zwangere langer bij de eigen verloskundige in zorg kan blijven. Er zijn verschillende regionale initiatieven waar zwangeren met lichte medische indicaties langer door hun vaste verloskundige gezien kunnen worden. Deze initiatieven, die plaatsvinden in regio’s waarin verloskundigen en gynaecologen nauw samenwerken, moeten leiden tot best practices die vervolgens landelijk verspreid kunnen worden. De verloskundigen die zelfstandig bevallingen begeleiden in de thuissituatie of in een poliklinische setting, moeten daarin veel ervaring hebben en houden door dit veel te blijven doen. CZ groep wil samen met relevante partijen onderzoeken of er een causale relatie bestaat tussen de kwantiteit en kwaliteit van het zelfstandig voltooien van bevallingen in de eerstelijns verloskunde. Op de langere termijn vinden we het voor onze verzekerden een goede ontwikkeling als alle verloskundigen die starten met de begeleiding van een bevalling die ook in de klinische setting kunnen afronden als er een lichte medische indicatie ontstaat.

Hervorming van de kraamzorg

CZ groep vindt dat de huidige kraamzorg en de indicering via het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg (LIP) niet meer toekomstbestendig is. Wij zien toekomst in een meer flexibele inzet van kraamzorguren. Het gaat dan om het aantal uren én om de inhoud van de kraamzorg. Zo kan de kraamzorg beter aansluiten bij wat een gezin nodig heeft. De beschikbare uren komen dan terecht waar ze het hardst nodig zijn: bij de kwetsbare gezinnen. Huishoudelijke taken horen naar ons idee steeds minder tot het domein van de kraamverzorgende. We hopen dat de herziening of vervanging van het LIP leidt tot echte verandering, doelmatigheid en meer maatwerk. Wij zien vooral toekomst voor regionaal opererende kraamzorgorganisaties. Wat ons betreft gaan zij veel meer de verbinding aan met lokale partners in een keten die breder is dan alleen de geboortezorg. Kraamverzorgenden zijn dan bekend met het netwerk van sociaal-maatschappelijke hulpverlening en het lokale aanbod van ondersteuning voor jonge ouders. Zo kunnen zij, als dat nodig of wenselijk is, het kraamgezin in contact brengen met de juiste ondersteuning tijdens of na de kraamweek. Wij gaan ervan uit dat hier nog winst te behalen is, vooral door meer aandacht te hebben voor een gezonde leefstijl en sociaal-economische problematiek bij kwetsbare zwangeren. In het kader van Kansrijke Start zien we mooie samenwerkingen ontstaan. Helaas zijn er steeds grotere lokale tekorten aan kraamverzorgenden. Kraamzorgorganisaties moeten dan noodgedwongen flexibel omgaan met het LIP[1]. Voor CZ groep is het belangrijk dat de beschikbare kraamzorguren bij krapte goed worden verdeeld over de kraamgezinnen. Voorop staat dat ieder gezin de noodzakelijke kraamzorg moet ontvangen. We verwachten dat zorgaanbieders binnen een kraamzorgsamenwerkingsverband (KSV) en VSV alle mogelijke maatregelen treffen om dit te regelen. In die gevallen moeten kraamzorgorganisaties goed met elkaar samenwerken. Ten slotte denken we dat digitale ontwikkelingen de capaciteitsproblemen in de kraamzorg gedeeltelijk kunnen opvangen.

  • 1Of diens opvolger.

Deel deze pagina: