Bijlage 3: Uitgangspunten ‘Zorg in een groep’ binnen de Geneeskundige Zorg voor Specifieke Patiëntgroepen (GZSP)

Uitgangspunten ‘Zorg in een groep’ binnen de Geneeskundige Zorg voor Specifieke Patiëntgroepen (GZSP)

Dit document is in overleg tussen medisch adviseurs van een aantal zorgverzekeraars en diverse zorgaanbieders/beroepsorganisaties tot stand gekomen. Hierin leggen we de minimale uitgangspunten vast voor zorg in een groep binnen de GZSP, op basis van de prestatiebeschrijvingen van de NZa. Zorgaanbieders dienen te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Aanvullend daarop zijn deze uitgangspunten opgesteld. Zorgverzekeraars zullen de uitgangspunten uniform hanteren bij het formuleren van het inkoopbeleid en de contractering.

Dit document en de regelgeving NZa liggen in elkaars verlengde.

1. Vormen van zorg in een groep (conform prestatiebeschrijvingen NZa)

  • kwetsbare patiënten;

  • lichamelijk gehandicapten en mensen met niet-aangeboren hersenletsel;

  • patiënten met de ziekte van Huntington;

  • SGLVG.
     

2. Doel van zorg in een groep GZSP

  • geneeskundige zorg (dus behandeldoel). Er worden gerichte multidisciplinaire behandeldoelen vastgesteld vóór de start van de behandeling, op basis van functionele diagnostiek;

  • geen primaire diagnostiek ten behoeve van de indicatie voor zorg in een groep; diagnostiek ten behoeve van het verloop van de behandeling kan wel;

  • gestructureerd uitvoeren en periodiek evalueren van het behandelplan in een passend behandelklimaat en op een locatie die hiervoor is ingericht[1].

  • behandeling gericht op herstel of op vertragen van achteruitgang;

  • zo lang mogelijk behoud van zelfredzaamheid en van het vermogen tot eigen regie.

3. Voor wie

  • Wie in aanmerking komt voor zorg in een groep is beschreven in de prestatiebeschrijvingen.

  • De groep kan bestaan uit mensen die zorg in een groep GZSP (Zvw) ontvangen en mensen die Wlz- en/of Wmo-zorg ontvangen.

4. Inclusiecriteria

  • kwetsbaarheid (opeenstapeling van lichamelijke, psychische, cognitieve en/of sociale beperkingen in het functioneren) die de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten, zoals functiebeperkingen en verminderde kwaliteit van leven;

  • verminderde leer- en trainbaarheid, maar wel met behandelperspectiefd oor voldoende vermogen om te leren;

  • monodisciplinaire behandeling in de eerste en/of tweede lijn volstaat niet;

  • noodzaak tot multidisciplinaire aanpak;

  • nog in staat tot het voeren van eigen regie.

5. Professionals

Regiebehandelaar (BIG), die regie voert op het behandelplan en die het multidisciplinair team aanstuurt

  • Specialist Ouderengeneeskunde (SO)[1];

  • Arts VG[2];

  • BIG-geregistreerde gedragswetenschappers, voor omschreven doelgroepen[3], te weten:

    • klinisch psycholoog;

    • GZ-psycholoog;

    • orthopedagoog generalist;

    • klinisch neuropsycholoog;

    • psychiater (alleen voor SGLVG).

Medebehandelaars
 Medebehandelaars moeten zelfstandig bevoegd en bekwaam zijn voor de uitvoering van de eigen behandelcomponent van het multidisciplinaire behandelplan.

Ondersteunende disciplines
 Op indicatie van de regiebehandelaar kunnen, naast medebehandelaars, ook ondersteunende disciplines worden ingezet zoals agogen en activiteitenbegeleiders. Er zijn gekwalificeerde begeleiders/verzorgenden met een relevante opleiding (minimaal niveau 3) aanwezig op de momenten dat er geen behandeling plaatsvindt.

6. Duur

  • De duur is afhankelijk van de zorgvraag van de patiënt en de prognose/onderbouwing van de regiebehandelaar zoals beschreven in het behandelplan.

  • Het behandelplan wordt minimaal elk halfjaar multidisciplinair geëvalueerd. Daarna worden de behandeldoelen zo nodig bijgesteld of wordt besloten de behandeling te beëindigen. In het behandelplan staat wanneer er wordt geëvalueerd.

  • Exitcriteria GZSP:

    • als het doel van de behandeling is bereikt en er geen vervolgdoel is gesteld voor zorg in een groep;

    • als de behandeling kan worden afgeschaald naar bijvoorbeeld reguliere eerstelijnszorg;

    • als blijkt dat het behandeldoel niet wordt behaald, bijvoorbeeld door achteruitgang;

    • als iemand niet meer in een groep kan functioneren;

    • als deelname te belastend wordt;

    • als de patiënt niet meer (veilig) naar de locatie kan komen;

    • als de veiligheid (van de patiënt, medepatiënten en/of medewerkers) in het geding is;

    • als er een klinische opname is;

    • als er geen eigen regie meer is;

    • als 24 uurszorg/-toezicht nodig is.

7. Aantal dagdelen

  • Het aantal dagdelen wordt bepaald door de zorgvraag van de patiënt en de toegevoegde waarde die zorg in een groep kan hebben. Het aantal noodzakelijke dagdelen wordt onderbouwd door richtlijnen vanuit de beroepsgroep. De regiebehandelaar neemt dit op in het individuele behandelplan ten behoeve van de multidisciplinaire afstemming rondom de patiënt.

  • Op basis van multidisciplinaire evaluaties (minimaal 1 maal per 6 maanden) wordt zo nodig het behandelplan bijgesteld. Dit kan leiden tot op- of afschalen van het aantal dagdelen. Hierbij kan goede trajectbegeleiding van belang zijn, bijvoorbeeld om de aansluiting met andere vormen van zorg te waarborgen (bijvoorbeeld de inzet van een individuele behandeling).
     

8. Verhouding behandeling versus activering

  • Alle activiteiten dragen bij aan het behalen van de doelen uit het behandelplan.

  • Zorg in een groep binnen deGZSP kent zowel behandel- als activerende aspecten. Dit moet goed worden vastgelegd in het individueel behandelplan. De mate van in- en ontspanning en het aantal ingezette behandelaren zijn per patiënt verschillend.

  • Tenminste 50 procent van de activiteiten moet ten dienste staan van de behandeldoelen. Groepsactiviteiten kunnen ook onderdeel van het behandeldoel zijn. Dit moet terug te vinden zijn in het behandelplan.

9. Randvoorwaarden voorzieningen binnen instellingen

  • een gebouw met ruimte voor de zorg die wordt gegeven (indien nodig bijvoorbeeld goed geoutilleerde ruimte voor fysiotherapie, invalidentoiletten inclusief alarmering, keuken voor ergotherapeutische behandeling);

  • veiligheid: kunnen ingrijpen bij calamiteiten; veiligheid kunnen garanderen (denk bijvoorbeeld aan dwaalgedrag en uitvoering WZD);

  • aansluiting bij juiste kennisnetwerken voor scholing, kennisdeling en (de implementatie van) standaarden en richtlijnen:

    • CVA Kennisnetwerk;

    • Netwerk Hersenz;

    • ParkinsonNet;

    • Korsakov Kenniscentrum;

    • Huntington Kennis Netwerk Nederland;

    • Kenniscentrum Dementie op Jonge Leeftijd;

  • ingebed in keten.

10. Afbakening Wlz en Wmo

  • De zorg in een groep binnen de GZSP kan niet worden gedeclareerd als iemand een Wlz-indicatie heeft.

  • Iemand kan zowel gebruikmaken van zorg in een groep binnen de GZSP als van Wmo-dagbesteding. Het onderscheid wordt bepaald door de geneeskundige context door middel van een behandelplan, behandeldoelen en de regiebehandelaar die bij GZSP van toepassing zijn.

30 januari 2023

  • 1De verpleegkundig specialist of physician assistant kan - indien bevoegd en bekwaam - onder verantwoordelijkheid van de SO zorg leveren die valt onder de prestatie ‘Zorg zoals specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten bieden’. Indien de zorg niet onder supervisie van een SO plaatsvindt, valt het niet onder de GZSP.
  • 2Zie voetnoot 2, dit geldt ook voor de Arts VG.
  • 3Keurmerk Hersenz; FACT-LVB; Behandelingen conform Kwaliteitskader Jonge Mensen met Dementie.

Deel deze pagina: